Robin van den Heuvel en Robert Jan Stoop
Op 23 september jl. heeft de rechtbank Leeuwarden een interessante uitspraak gedaan. In deze zaak trachtte een werkgever de arbeidsovereenkomst die hij had met zijn werknemer te ontbinden op grond van disfunctioneren en een verstoorde arbeidsverhouding. De rechter wijst het verzoek af omdat aan beide gronden niet is voldaan. Opvallend is dat de rechter overweegt dat het beroep op een verstoorde arbeidsrelatie niet op gaat zolang de werkgever nog niet geprobeerd heeft om er middels mediation uit te komen.
Door inwerkingtreding van de WWZ op 1 juli 2015 dient één van de twee aangevoerde gronden een redelijke grond voor ontslag te zijn, een combinatie van gronden is niet meer mogelijk. De kantonrechter behandelt daarom de twee gronden apart.
Over de aangevoerde grond wegens disfunctioneren is de kantonrechter vrij kort: de door de werkgever naar voren gebrachte feiten en omstandigheden leveren geen redelijke grond op. De redelijke grond moet bij het disfunctioneren gelegen zijn in de ongeschiktheid van de werknemer tot het verrichten van de bedongen arbeid waarbij de werkgever de werknemer in voldoende mate in de gelegenheid moet hebben gesteld zijn functioneren te verbeteren. Naar het oordeel van de kantonrechter is daarvan onvoldoende sprake.
Vervolgens stelt de werkgever dus dat er sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding, zodanig dat van haar in redelijkheid niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst voort te laten duren. De kantonrechter is van oordeel dat ook deze grond het verzoek niet kan dragen nu de werkgever onvoldoende gemotiveerd onderbouwd heeft dat er sprake is van zodanige verstoring dat herstel van de relatie niet mogelijk is. De werkgever heeft namelijk meermalen het verzoek van de werknemer om mediation van de hand gewezen met het argument dat er sprake was van een wijziging in de organisatie, waaraan de werknemer zich diende te conformeren.
De kantonrechter ziet dit als een zeer kwalijk punt, nu de werkgever wel stelt dat er sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding. Het had in de rede gelegen dat de werkgever met de werknemer in gesprek was gegaan, onder leiding van een mediator, om na te gaan of herstel van de relatie mogelijk was.
Uit deze uitspraak blijkt maar weer het belang van mediation bij een conflict tussen werkgever en werknemer. De steeds grotere rol van mediation bij het oplossen van dit soort conflicten lijkt onder de WWZ te worden voortgezet. Rechters achten het van groot belang dat de werkgever, alvorens ontbinding te verzoeken, er alles aan gedaan heeft om de verstoorde relatie met de werknemer te herstellen.